Kathedraalhistorie
Pelgrims
De aan St Elisabeth gewijde kathedraal op de Sebastiansburg te Thalbrück oogst altijd al de bewondering van de beminde gelovigen uit de gehele Thalgau. Maar de 19de eeuwse Romantiek reageert op de industriële revolutie. Het gevoel voor het schilderachtige wordt gewekt, het samenspel van natuur en architectuur. Zo wordt Thalbrück met zijn dom op de rots boven de rivier een druk bezocht reisdoel. Het gebouw met zijn kunstschatten trekt na eeuwen nog altijd vele pelgrims uit andere landen…![]() |
Totaalbeeld
Vanaf de zuidelijke oever van de Thalfluss of vanuit de stad Thalbrück krijg je een indrukwekkend beeld van het totale complex van dom en burcht. Het moet de associatie oproepen met het "Nieuwe Jeruzalem", de Hemelse stad uit het boek Openbaring. Zeven torens onderstrepen de symboliek van de zeven hoogten waarop die stad zou zijn gebouwd. Zo vormen burcht en kathedraal een compact geheel.
Westwerk
Kijk je naar het westwerk vanaf het stationsplein, dan vormt het kolossale front met drie gevels en vier westelijke torens één groots geheel, een Godshuis in een burcht. Daarbij springen elementen in het oog uit de gotiek der Franse kathedralen. Daar zijn grote roosvensters zomaar in de laat-romaanse, vroeggotische gevelindelingen ingevoegd. Ook de koningsgalerij verraadt een Franse herkomst en toont de dynastie der bijbelse koningen. Zij worden getypeerd door koningen die in de geschiedenis vorsten voor Thalbrück zijn geweest. In de kantelaaf van de centrale poort zijn nog originele beelden bewaard gebleven.
Zuidzijde
De indrukwekkende zuidzijde van het complex lijkt nog meer op een burcht. Dat komt vooral door de opeenstapeling van de zuidelijke beuk, de oude bisschopskerk en het klooster Sankt Sebastian, maar ook door het hoog gebouwde woonhuis en de nog deels bewaarde ridderzaal.
Interieur
Binnen de dom valt op de eerste plaats de buitengewone ruimtelijke indeling op. Dat komt door de transparante structuur van de binnenmuren. Over meerdere verdiepingen heen geeft een groot aantal bogen visueel toegang tot de er achter liggende ruimten. Door deze ruimten die de gehele kerk omsluiten wordt de lichtval van de rijen ramen gedempt. In de constante wisseling van licht en schaduw lijkt de ruimte nog weidser dan de toch al aanzienlijke maten aangeven:
Afmetingen
Magisters maten altijd in voeten. Die zo begaafde archtitektuur-monniken leefden natuurlijk niet allemaal op gelijke voet. Zo kwamen er Rijnlandse, Waalse en een heleboel andere voeten. De Thalse Fuß is 287 mm.
386 Tfuß = 110 meter is de hoogt van de centrale toren.
300 Tfuß = 85,5 meter is de hoogte van de kruisbeuk.
77 Tfuß = 22 meter is de hoogte van het middenschip.
150 Tfuß = 42,9 meter is de hoogte van de vieringkoepel.
Zo kon in Thalbrück een bijzonder gelukkige oplossing worden gevonden voor de opstelling van het hoogaltaar in het koor, waarbij de eisen der liturgie en de logica van de inwendige ruimte elkaar ontmoeten. Hoog aan de oostelijke kant van de vieringkoepel bevindt zich de centrale voorstelling van de totale beschildering, die in oudere romaanse kerken meestal in de apsis prijkt: de Majestas Domini, Christus tronend als rechter der wereld.
Zijdelings bevinden zich de patronen van de dom, St Elisabeth en Sint Maarten. Het koor wordt als ruimte besloten door het doksaal, waar in de iconostase enige zeer kostbare iconen en miniaturen prijken. Het doksaal wordt bekroond door de profeten Mozes en Elia ter weerszijden van het hoogkruis. Tussen de beelden en het kruis bevinden zich twee spreekgestoelten. Het koorhek zelf is in de periode van de late Barok vervaardigd en geheel verguld.
Door de gesegmenteerde bouw liggen zowel op het hoofdschip als op het koor een zekere nadruk: op het hoofdschip vanwege het magistrale orgel, op het koor vanwege de hogere ligging. Toch is de viering met haar koepel het eigenlijke hoogtepunt van deze ruimte. Daar worden de veelsoortige plastische elementen van de wandverdeling tot één totale vorm bijeen gebracht, die hoog boven de gehele ruimte uitstijgt. Ook het uit de hoge koepel omlaag vallende licht benadrukt de centrale functie van de viering.
Klooster, kerk en burcht zijn volmaakt geïntegreerd. Hoewel het koor hier de liturgische climax van het gebouw voorstelt is de viering het eigenlijke hoogtepunt der ruimten. In de vieringkoepel bevindt zich de centrale voorstelling van het iconografische programma. Het is de Majestas Domini, de tronende Christus als rechter der wereld.
In het koor bevindt zich het veel geroemde St Elisabethaltaar. Op de vleugeldeuren staan schilderijen van Da Brück, rechts St Maarten en links St Elisabeth. Zij zijn de beide patronen van de dom. Maar hoog boven de gehele kerkruimte is in de toren de Keizerlijke, Koninklijke kapel ondergebracht met een eigen orgel en het zogenaamde 'lege altaar' van Claus Slüter. Deze kapel is alleen op afspraak te bezoeken.
Bouwhistorie
De bouw historie is al even complex. In de 9de eeuw ontstaat op de domberg boven Thal Brück het burchtcomplex van Odulph, de gouwgraaf van Niederthalgau. Het is gebouwd op de 700 jaar oude fundamenten van een Romeins castellum midden tussen het volk van de Merovingers. Daar stond ook de oude houten kapel, waarschijnlijk gewijd aan St Maarten. Die is nu te zien in openluchtmuseum Rosenthal. In eerste instantie zijn er maar 7 koorheren, maar later in het jaar 894 zijn er al zeker twintig monniken die leven volgens de regel van Chrodegang van Metz (†766).
Op de plaats van de eerste houten kerk opZ wordt voor dit sticht later een pijlerbasiliek gebouwd. De plattegrond daarvan kan men voor een belangrijk deel reconstrueren uit de fundamenten onder de kerkvloer.
Uit een wijdingsinscriptie maakt men op dat dit Ottoonse bouwwerk halverwege de 11de eeuw werd vergroot. Een reliekschrijn hiervan bevindt zich in de domschat. Vanaf ca 1206 begint men te bouwen aan een nieuwe kloosterkerk. Na drie jaar komen daar dan ook de Franciscaner monniken, observanten, conventuelen en capucijnen.
Kerkbouw
Thalbrück wordt als stad al vanaf 1214 vermeld. De koopmansstand die door handel rondom de kruistochten een zekere welvaart verkreeg, nam in belangrijke mate deel aan de kerkbouw. Het nieuwe koor wordt in 1272 gesloten en plechtig gewijd aan Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper en tevens aan de kort tevoren heilig verklaarde Elisabeth von Thÿringen , echtgenote van Ludwig IV.